Protocol leerlingenvervoer

Voor het vervoer van kinderen naar verschillende activiteiten maken we gebruik van verschillende vormen van vervoer:
1. Vervoer lopend
Voor activiteiten in de buurt van de school, loopt de leerkracht samen met zijn groep naar de plaats van bestemming. Voorbeelden hiervan zijn: gymzaal, park, sportpark. De leerkracht draagt bij het verlaten van het schoolplein een fluorescerend hesje. De kinderen lopen twee aan twee. Bij de groepen 1-2 loopt minimaal één extra begeleider mee (ouder, stagiaire)
2. Vervoer per fiets
Vanaf groep 6 gaan kinderen soms per fiets naar verschillende activiteiten.
De fietsen van de kinderen moeten in orde zijn.
Kinderen moeten een eigen fiets bij zich hebben, anders kunnen ze niet mee en blijven ze op school achter. Uitzonderingen worden alleen gemaakt door de groepsleerkracht. Een kind mag daarbij alleen achterop bij een leerkracht of begeleider.
Naast de leerkracht gaat er altijd minimaal 1 extra begeleider (ouders, stagiaires) mee per groep (tot 25 leerlingen). Bij een grotere groep (vanaf 25) gaan er minimaal 2 extra begeleiders mee.
De begeleiders zijn verdeeld over de rij van fietsers: één voorop, (één in het midden) en één achteraan.
De kinderen fietsen in de regel twee aan twee of achter elkaar.
De kinderen moeten de termen en tekens kennen die noodzakelijk zijn om veilig met een groep te kunnen fietsen (vaart minderen, ritsen, stoppen).
Er wordt altijd gestopt voor een rood stoplicht. Niet het verkeer tegen houden bij een rood stoplicht om de hele groep aan de overkant te krijgen. Als er een deel van de groep aan de overkant is en de rest nog niet, zoekt de groep aan de overkant een veilige plek om samen met één van de begeleiders te wachten op de rest van de groep.
Tijdens het fietsen dragen de begeleiders en alle kinderen fluorescerende hesjes.
3. Vervoer per auto
Per activiteit kunnen ouders aangeven of ze hierbij willen helpen. Ouders die hierbij helpen dienen in het bezit te zijn van een inzittendenverzekering.
De leerkracht draagt er zorg voor dat:
• Er een goede verdeling over de auto's wordt gemaakt.
• Ouders weten welke kinderen bij hen in de auto zitten.
• Dat alleen kinderen groter dan 1.50 m voorin zitten.
• Dat alle kinderen in de gordel worden vervoerd (en niet twee onder een gordel).
Aanvullende info:
Kinderen kleiner dan 1,35 m en niet zwaarder dan 36 kg moeten een autostoeltje of zittingverhoger gebruiken én zitten achterin de auto).
Kinderen groter dan 1,35 m en volwassenen (18 jaar en ouder) moeten de autogordel gebruiken en mogen zo nodig ook een zittingverhoger gebruiken.
De autostoeltjes en zittingverhogers moeten goedgekeurd zijn volgens ECE -reglement 44/03 (of hoger: 44/04). Dit is te zien aan een keuringslabel- of sticker. Voor een goed werking moet het autostoeltje of de zittingverhoger op de juiste manier zijn vastgezet.
Veilig Verkeer Nederland vindt dat kinderen op een veilige manier vervoerd moeten worden.
Ook andermans kinderen. Wij hanteren daarom bovenstaande regels.
Parkeergeld en/of benzinekosten kunnen, indien gewenst, gedeclareerd worden op school. Hiervoor zijn declaratieformulieren beschikbaar bij de schooladministratie. Overige kosten (bijv. autoschade, mankementen etc. worden niet door school vergoed.)
De leerkracht informeert de ouders zo volledig mogelijk over de plaats van bestemming. De ouders en de leerkracht spreken samen een veilige verzamelplek af waar even gewacht kan worden voordat de kinderen aan de activiteit gaan beginnen of de activiteit gaan bezoeken. Bij terugkomst begeleiden de ouders de kinderen terug naar de klas.
4. Vervoer per bus
Er wordt een duidelijke opstapplaats afgesproken en bij voorkeur grenzend aan een verkeersveiligplek. Voor het vervoer per bus gelden de regels die door de overheid zijn vastgesteld. Dit houdt in dat:
• De kinderen niet door de bus lopen tijdens het vervoer.
• De kinderen de gordel om hebben (indien aanwezig).
Daarnaast houdt het in dat:
• De leerkracht telt alle kinderen die in de bus zijn gestapt en houdt controle over de kinderen.
• De leerkracht controleert of de kinderen goed zitten.
• De leerkracht zorgt er voor dat er op een plek kan worden in- en uitgestapt die veilig voor de kinderen is.
• De leerkracht telt wederom na het verlaten van alle kinderen uit de bus, of de groep compleet is en de bus wordt gecheckt op eventueel achtergelaten spullen.
(kan ook door andere begeleider gedaan worden).